In
de vooravond net na het avondeten, ren ik als tienjarige jongen in paniek door
de straten van Zorgvliet. Telkens kijk ik achterom, mijn achtervolgers zie ik
niet. Ik weet echter dat zij er zijn. Rennen moet ik. Rennen om uit hun handen
te blijven. Al dagen sarren zij mij. Nu is de dag daar dat ze mij daadwerkelijk
te grazen zullen nemen. Aan het einde van het doodlopende slop, spring ik over
een heg en ren door de tuin een serre in. Daar in een hoek onder een tafel kom
ik op adem. De bewoonster van het huis legt op dat moment haar puzzelboekje
neer en kijkt verbaasd naar het tafereel dat zich voor haar ogen afspeelt. Na
enkele minuten, als ik tot rust gekomen ben, komt ze rustig naar mij toe. “Dag
knul, waar ben jij zo bang voor?” Ik vertel mijn verhaal: dat ik op vakantie
ben en logeer in pension Villa Nova, dat ik al dagen gepest wordt door twee
jongens uit het dorp en dat zij mij deze avond achterna zaten. Met lieve
woorden en een glaasje limonade stelt ze mij gerust. Als ik het voorval bijna
ben vergeten, wandel ik nog enigszins schichtig terug naar mijn logeer adres.
Nadat mijn vader mij heeft aangehoord en de jongens heeft aangesproken, is het
gesar definitief voorbij
Geen opmerkingen:
Een reactie posten